Lia en Taco bij de Vietnamezen

Wittebroodsweken in Indonesië

3 weken zijn we nu in Indonesië, hoog tijd om ons te melden op de weblog.

Na aankomst hebben we eerst een kleine week in het super luxe Shangrila hotel gelogeerd omdat het huis van mijn voorganger helemaal leeg was. In het eerste weekend hebben we een volledige huisraad aangeschaft! In China hadden we een gemeubileerd appartement, wat hier niet gebruikelijk is (en als het er is, wil je er niet in wonen....). Van onze baas krijgen we hiervoor een toelage. Het was wel heel maf hoor; doe dat bankstel maar, en die eettafel vinden we leuk en o ja, doe die bijzettafeltjes er ook maar bij… En alles werd binnen enkele dagen bezorgd. Ondertussen zijn we ook weer op pad geweest om een definitief huis te vinden. Lia is doordeweeks nog naar een paar huizen wezen kijken en uiteindelijk hebben we gekozen voor een gezellig, vergeleken bij wat je hier ziet, klein huis. Er zit een zwembadje met terras bij en ook een tuintje aan de andere kant. Bij het complex hoort een clubhuis met een fantastisch zwembad en grote fitnessruimte. Vandaag zijn we er voor het eerst wezen zwemmen hoewel we er nog niet wonen; dat gaat per 1 oktober gebeuren.

Inmiddels wonen we dus in ons tijdelijke huis, met personeel. Je denkt eerst: dat is luxe zeg en dat is deels waar. Maar het is ook heel erg wennen en tot nu toe is de balans voor ons negatief. Het geeft namelijk ook veel gedoe en je levert privacy in. Toch kun je in dit land lastig zonder personeel omdat er van alles geregeld moet worden.

Wij hebben 2 dames waarvan er een een fantastische kok is. Zij kookt niet alleen voor ons maar ook voor de tweede chauffeur (o ja, we hebben ook nog even een auto gekocht omdat de brouwerij te ver weg is zodat de chauffeur van mij niet terug kan komen voor Lia), de bewakers (wij hebben 24 uurs-bewaking bij het huis), de tuinman en andere voorbijgangers. De andere dame zorgt voor schoonmaken en de was.

Als je nu denkt, dat is leuk voor Lia, dan klopt het niet. Dat de was gedaan wordt (inclusief strijken) is natuurlijk heerlijk. Maar het is voor haar lastig op gang komen hier. Het is alsof je in een huis woont wat niet van jou is. En het expat leven moet na de zomer nog op gang komen. Ze heeft afgelopen week de eerste contacten gelegd. Verder is het best stil; ik ben lange dagen weg en een rondje lopen of fietsen kan hier niet. Alles moet met de auto.

Surabaya is gewoon een vieze bende! Er is vrijwel niets moois te vinden, op een paar koloniale gebouwen na. Uren lopen en je verbazen over alles wat je ziet, zoals in Guangzhou, kan hier niet. Er zijn geen trottoirs en de veel te kleine wegen zijn overvol met auto’s en vooral brommers.

Afgelopen weekend (en op de Onafhankelijkheidsdag) hebben we de omgeving van Surabaya verkend. Is wel aardig maar niet bijzonder. Op weekendje-weg afstand zijn wel bijzondere plekken, zoals de Bromo vulkaan. Gaan we zeker doen!

Ik vertrek om 6.00 uur naar mijn werk; ik ontbijt in de auto: fruit wat de avond te voren is klaar gemaakt en yoghurt met muesli. De rit duurt 1 uur 15’, een heel stuk dus. Ik probeer de tijd nuttig te besteden door wat te lezen wat niet meevalt in het chaotische verkeer.

Het werk is ontzettend leuk! De meeste elementen heb ik meegemaakt in vorige functies maar nu ik de bedrijfsleider ben, komt alles bij elkaar in 1 functie. En omdat de brouwerij ver weg ligt van het hoofdkantoor ben ik gewoon de baas; en dat is best lekker! Het management team is een supergaaf team. Mijn voorganger heeft een goede klus gedaan. 3 jaar geleden lag de boel op z’n gat na een fraudezaak. Nu loopt alles weer op rolletjes. Waar hij vooral bezig is geweest met het opzetten van een nieuw team (“change management”) en wegwerken van achterstallig onderhoud, moet ik wat meer de nadruk gaan leggen op technologie, energieverbruik (milieu) en veiligheid. Ook orde/netheid kan beter. Voor mij een nieuwe tak van sport is de logistiek. Daar heb ik nooit mee te maken gehad en die is in Indonesië, een gigantisch groot land met duizenden eilanden en een slechte infrastructuur, erg ingewikkeld. Bovendien is dit bij uitstek het werkveld van Alibaba en de 40 rovers….. Ik moet ook gewoon op de winkel passen.

Wat voor mij wennen is, is dat ik hier echt de baas ben en dat Indonesiërs ook een baas willen hebben. Ik heb gemerkt dat Chinezen het prettig vinden als je wat Nederlands egalitair bent maar dat is hier echt anders. Het was me verteld en het klopt.

Tussen 5 en 5.30 ga ik op weg naar huis. De rit duurt dan tegen de 1 ½ uur. Ik doe een tukkie (dan val ik niet in slaap op de bank…), schrijf wat dingen op voor de volgende dag en maak m’n hoofd leeg. Dit is belangrijk want als ik thuis kom, heeft Lia veel met mij af te stemmen. Als je dan nog met je hoofd op de brouwerij zou zijn, ga je geïrriteerd reageren en dat zou heel erg oneerlijk zijn.

Want hoewel ik bepaald geen rustig baantje heb, is het voor Lia echt veel moeilijker dan voor mij. Ik kom terecht in een structuur, in een omgeving die ik ken en ik weet wat ik moet doen. Zij begint helemaal opnieuw, in een vreemde omgeving, waar zeniemand kent. Maar Lia is gewoon geweldig. De afgelopen week heeft ze de eerste mensen ontmoet en komende week zijn al zeker 2 dagen gevuld met activiteiten. Die zullen haar vast inspiratie geven om weer te gaan schrijven!

Een jaar China

Juli 2010. Twee uur te vroeg zit ik te wachten in de KLM Business Lounge op Schiphol op mijn vlucht naar Guangzhou. Krantje lezen, lekkere hapjes proeven, al is de keuze niet heel uitgebreid: soep, rijst en een kidneybonensalade. Er staan geopende flessen champagne, daar blijf ik nog maar even vanaf want ik heb nog 16 uur reizen voor de boeg. Links van me hoor ik een geluid, ik kijk op en zie mijn eerste smakkende Chinees. Hij spreekt luid tegen zijn medereiziger terwijl hij zijn tweede zure bom in zijn mond propt. Na de zure bom gaat er een stuk taart in, gevolgd door een kop soep en twee glazen champagne. Ik probeer ongemerkt zijn kant op te blijven kijken. Het is dus waar, een Chinees eet met geluid. Wat zou er allemaal nog meer waar blijken te zijn van wat ik over China heb gelezen?

Het is nu juli 2011. Ons jaar in China zit er bijna op. En eigenlijk kan ik zeggen dat alles klopt:

Chinezen eten met geluid; Chinezen schreeuwen in hun telefoon; een Chinees voor wie je de deur openhoudt, loopt vrolijk door en laat je met de deur in je handen staan; Chinezen maken een cadeautje niet open waar je bij bent en zullen nooit zeggen wat ze ervan vonden; Chinezen wachten niet op hun beurt; Chinezen zeggen nooit nee maar draaien er omheen of geven geen antwoord; Chinezen kunnen niet rijden; Chinezen eten alles wat poten heeft behalve tafels en stoelen; Chinezen zijn bijgelovig; Chinezen tonen geen emoties.

Ja, dit alles doen Chinezen. Maar wat hebben wij ook veel andere kanten van ze leren kennen.

Een Chinees vindt het moeilijk om zijn gevoelens te uiten, zeker op het werk tegenover hun superieuren. Om toch los te komen, drinken ze tijdens etentjes sterke drank en willen ze alsmaar proosten, ‘gan bei’, waarna het glas tot op de bodem moet worden leeggedronken. In alle boekjes staat dat dat moet, iedereen wordt dronken, en als je niet mee doet hoor je er niet bij. Maar wij vertellen vriendelijk dat wij dat in Nederland helemáál niet gewend zijn en nemen minuscule slokjes van onze mau tai zodat we er de hele avond mee doen. Niemand die ons negeert. Sterker nog, sommige vrouwen van de brouwerij beginnen na een paar dronken feestjes ons voorbeeld te volgen.

Taco wordt voor zijn verjaardag door zijn collega’s uitgenodigd voor een Chinese maaltijd. Hij krijgt een cadeau aangeboden en zegt: ‘Ik weet dat je in China geen cadeaus openmaakt. Wat willen jullie dat ik doe?’ ‘Openmaken’, roepen ze in koor en daarna wordt het mini kamerscherm dat hij heeft gekregen uitgebreid bewonderd.

We staan in de overvolle metro. Er komt een oude mevrouw binnen, meteen staan er 2 jongens op die hun plaats aanbieden. Ik ben dan wel nog niet zo oud, maar zie er behoorlijk verhit uit na een dagje stad. Ook ik mag gaan zitten.

We vertellen het meisje van personeelszaken dat ons heeft geholpen bij het zoeken van onze flat dat we uit China weggaan, en ze zegt met een diepe zucht, “I will miss you so much.”

Wij hebben de Chinezen in ons hart gesloten. Ons Chinese avontuur heeft precies een jaar geduurd. Te kort om ons echt recht van spreken te geven over dit fascinerende land, maar lang genoeg om er altijd met warmte aan te blijven terugdenken. De brouwerij is gebouwd, de brouwerij brouwt, Taco’s klus zit erop. Eind juli vertrekken we naar Surabaya in Indonesië. Taco wordt daar Brewery Manager van de brouwerij in Sampang Agung waar ze Bintang bier brouwen. We gaan opnieuw beginnen, een nieuw huis, een nieuwe taal, nieuwe vrienden en collega’s. Onze blog gaat door, want er is vast net zoveel te vertellen over Indonesië. Vanaf 1 augustus zijn Lia en Taco bij de Javanen.

Chinese les

Al in de eerste weken sinds we op 5 juli in Guangzhou aankwamen, ben ik op zoek naar een instituut waar we Chinese les kunnen krijgen.Nooit eerder hebben we in een land gewoond waar we niets kunnen zeggen en ook niets kunnen lezen.Een vreemde gewaarwording als zelfs de uithangborden, straatnamen en opschriften op de potjes in de supermarkten niet te ontcijferen zijn.Het advies van vriendin Lida geeft de doorslag. ‘Ik ken wel iemand. Ik ga zelf naar Han Fan, Ann en Catherine geven daar les. Het is hun eigen bedrijfje en ze hebben een heel persoonlijk benadering. Je moet ze maar eens bellen.’ Ik krijg juf Ann Lee aan de telefoon. Ja, natuurlijk kunnen we lessen volgen. Er zijn allerlei mogelijkheden, van privéles tot les in kleine groepjes. Ze concentreren zich op spreekvaardigheid, omdat dat ons dagelijkse leven zal vergemakkelijken. De volgende stap, karakters leren, kan altijd nog, maar eerst zouden we patroonzinnetjes oefenen die we kunnen gebruiken in taxi’s, restaurants en winkels. Voor we het weten kunnen we zelfs afdingen op de markt.

We spreken af voor Ikea omdat hun kantoor daar om de hoek ligt. In mijn onnozelheid vraag ik nog hoe ze ons zal herkennen, waarna ze schaterend zegt: ‘Don’t worry, I will recognize you.’ Een paar dagen later staan Taco en ik voor de uitgang van Ikea, tussen de hotdog- en ijsjesetende Chinezen die in groten getale naar buiten komen. Ann pikt ons er feilloos uit.

Het kantoor van Ann en Catherine blijkt in een driekamerappartementje te zijn op 22 hoog. Twee kleine kamertjes en de woonkamer worden gebruikt als leslokalen. Er staan piepkleine lessenaartjes met piepkleine stoeltjes. In de woonkamer staat een hoog aquarium met witte stenen onderin waar een flinke maat goudvissen in zwemmen. Het woord voor vis (yu) klinkt hetzelfde als het woord voor overvloed, het houden van vissen moet dan ook je onderneming veel voorspoed brengen. We drinken groene thee en bespreken dat we met z’n tweeën les willen hebben. Het antwoord op onze vraag of we niet beter Cantonees, dat in Guangzhou gesproken wordt, dan Mandarijn-Chinees moeten leren, is nee. Mandarijn-Chinees is de officiële landstaal en wordt door nagenoeg iedereen gesproken, Cantonees beperkt zich tot een paar gebieden.

Ann is grappig, enthousiast en lacht veel. Het voelt goed en op 2 augustus 2010 hebben we onze eerste Chinese les. Twee keer in de week, klokslag half zes, staan Taco en chauffeur Lam voor de deur en rijden we naar Han Fan. Omdat we maar met z’n tweeën zijn is niet opletten of geen huiswerk maken geen optie. Zonder ook maar een seconde te verslappen, leert Ann ons de uitspraak, woordvolgorde en eigenaardigheden van de Chinese taal. We leren Chinees op basis van pinyin, het systeem voor het schrijven van Chinese woorden met het Romeinse alfabet dat ingevoerd is door de communistische leiders. Een Chinees leert zijn taal rechtstreeks via karakters, maar wij buitenlanders hebben het pinyin nodig als opstapje. Aan het eind van de les hebben we rode hoofden van inspanning. Ann blijft ons even vrolijk corrigeren als we voor de zoveelste keer over een woorduitspraak struikelen. Is het niet de toonhoogte die verkeerd is dan is het wel één van de vele ts, tsj, dzj, sj, hsj, sse, dse of dzje-klanken. We worden er helemaal gek van.

Nu is het april 2011. Niveau 3 van onze Conversation Course hebben Taco en ik afgerond en we redden ons met de taxi, in de restaurants en winkels en dingen af op de markt. Als in de lift van ons appartement gevraagd wordt waar mijn man werkt, moet ik het woord pijiu chang (bier fabriek) 4 keer herhalen voordat ik de goede toon te pakken heb en ze me begrijpt, maar het lukt. Nu nog de potjes in de supermarkt. De karaktercursus is begonnen.

Naar de dokter

De kliniek waar ik naar toe ga, had ik één keer eerder bezocht. De praktijk zit in een van de talrijke flatgebouwen, van binnen is alles spierwit en bij de balie dient een watergordijn als decoratieve afscheiding. Iedereen spreekt Engels, tot het baliepersoneel aan toe, een van de belangrijkste redenen om naar een privékliniek te gaan. Zodat je kun vertellen wat je mankeert.

De eerste keer dat ik er ben, breng ik mijn dossier en maak kennis met één van de doktoren. Maar voordat ik toegang krijg tot de dokter, moet ik eerst een reeks formulieren invullen. Ik beloof daarmee cash te betalen, alle aanwijzingen van de dokter te zullen opvolgen, en hem niet aansprakelijk te stellen als ik onverhoopt niet beter zou worden van dat wat me mankeert. Een verpleegster haalt me daarna op. Terwijl ik tegensputter dat ik alleen maar kom om kennis te maken, neemt ze mijn bloeddruk en temperatuur op, vraagt wat mijn klachten zijn en of ik ergens pijn heb. Nee, geen klachten. Hierna mag ik door naar dokter Yu, een Chinese Amerikaan. Hij geeft me zijn visitekaartje . ‘Je mag me persoonlijk bellen als er iets is. En als je een ambulance nodig hebt, niet het plaatselijke alarmnummer bellen maar de kliniek. We hebben onze eigen ambulance. Die van Guangzhou zou je, als hij al door het verkeer komt, bij een plaatselijk ziekenhuis afleveren en daar verstaan ze je niet.’ Zou hun ambulance dan wel door het verkeer komen, vraag ik mij af? Maar ik heb intussen geleerd dat lastige vragen toch geen antwoord opleveren, ik zeg dus maar niets en hoop dat ik van die dienst nooit gebruik zal hoeven te maken. Aan het einde van het gesprek vraagt hij of ik nog wensen heb. Een algehele check-up? Mammografie? Uitstrijkje? Colonoscopie? Bloedonderzoek? Cholesterolmeting? Ze kunnen alles in deze kliniek. Ik mompel dat we in Nederland pas naar de dokter gaan als we iets mankeren, en bedank hem vriendelijk voor zijn tijd.

Maar nu heb ik een plekje op mijn neus, een heel minuscuul plekje weliswaar, maar toch een plekje en ik besluit ermee naar de dokter te gaan. Bij mijn tweede bezoek aan de kliniek, blijkt Dr. Yu er niet meer te werken, hij is naar Sjanghai verhuisd. Dat visitekaartje kan ik dus wel uit mijn portemonnee halen. Ik kom nu bij Mw. Dr. Wang. Ze kijkt naar mijn plekje en vraagt of ik naar Hong Kong wil of naar een dokter in Guangzhou. Voor zo’n klein plekje, denk ik bij mezelf, helemaal naar Hong Kong? Ik zeg dat een Chinese dokter me prima lijkt. Chinezen hebben tenslotte ook bultjes op hun neus. Dan moet ik volgende week een half uur eerder bij de kliniek komen om een verpleegkundige op te halen die met me mee gaat naar het plaatselijke Rode Kruis ziekenhuis.

De week daarop sta ik met broeder Lee in een lichtgroene hal voor de lift naar de afdeling dermatologie. Tenminste, dat denk ik, want boven ons hangt een enorm bord met de verdiepingen en specialismen, in Chinese karakters. Het is niet druk in het ziekenhuis, mensen lopen kriskras door elkaar, sommigen in pyjama, maar er zijn geen overvolle wachtkamers. Ik ben de enige westerling. Broeder Lee loopt rechtstreeks bij de dermatoloog naar binnen. Hij zit in een klein kamertje achter zijn computer. Om hem heen, op de grond en op zijn bureau, liggen stapels uitpuilende dossiers. Hij lacht mij vriendelijk toe, maar spreekt geen woord Engels. Hij kijkt heel even naar mijn neus en begint dan een langdurig gesprek met broeder Lee. ‘Het is niets bijzonders’, vertaalt broeder Lee, ‘een normale huidconditie. Maar je mag geen hondenvlees meer eten, geen geitenvlees en niets pikants. Heb je trouwens last van roos?’ Terwijl ik moeite heb mijn gezicht in de plooi te houden, zie ik de serieuze blikken van de dokter, broeder Lee en een handvol assistenten die het kamertje intussen ook zijn binnengekomen. Nee, ik heb geen last van roos. Even later sta ik buiten met 2 tubes zalf tegen eczeem, 2 buisjes vitamine B pillen die goed zijn voor mijn huid en een antibioticakuur van 2 weken.

Geen hondenvlees meer, denk ik bij mezelf als ik thuis ben, en stop de ongebruikte medicijnen zo ver mogelijk weg in de kast.

De eerste logés

‘Als jullie in China wonen, komen we langs!’ Hoe vaak werd dat niet tegen ons gezegd in de weken voor ons vertrek uit Nederland? Maar ja, China is ver en China is vreemd en we waren benieuwd wie er het eerst de daad bij het woord zou voegen. Eind oktober kwam het bericht van Taco’s zussen, Yvette en Marit. ‘We komen hoor! We vliegen naar Hong Kong en blijven een week bij jullie.’ Vrijdag 14 januari komen ze aan, na de kerst- en nieuwjaarsdrukte in Nederland en vóór de hectiek van de belangrijkste Chinese feestdag, Chinees Nieuwjaar, op 3 februari.

Terwijl ik lijstjes maak van de dingen die we kunnen doen, bedenk ik ook enigszins ongerust of ze het allemaal wel leuk zullen vinden. China is zo anders. Shoppen kan er veel en goedkoop maar wel in tientallen markthallen van soms negen verdiepingen met honderden kleine winkeltjes waar kleren, schoenen en handtassen tot aan het plafond opgestapeld liggen, je zoekt je suf. En vind je eindelijk iets in deze chaos, dan is het vaak alleen te krijgen in XXS, de standaardmaat van Chinese meisjes. Ga je de stad in zonder kaart of taxiboekje dan verdwaal je hopeloos en geen taxichauffeur die je begrijpt als je of in het Engels of in je pasgeleerde Chinees probeert uit te leggen waar je woont. En vooral, het is druk, het is overal en altijd ongelooflijk druk.

We hebben afgesproken bij Bishop Lei, ons vaste hotel op Hong Kong Island. Het is fris maar heerlijk zonnig. We nemen meteen een taxi naar The Peak om ons te vergapen aan het uitzicht over Hong Kong. Weer beneden zoeken we in de smalle steile straatjes naar een restaurant en vinden een Thai waar we heerlijk eten. De volgende dag maken we een wandeling door een oude wijk met winkeltjes vol gedroogde vissen en paddenstoelen, en markten waar de vissen en dieren verser dan vers, net geslacht, verkocht worden. Daarna nemen we de Star Ferry naar het vasteland en lopen we langs de boulevard. We kijken vanaf een rondvaartboot naar de futuristische lichtshow in de haven. Op de terugweg naar het hotel nemen we nog een drankje tussen de yuppen die zich op straat hebben verzameld in de uitgaanswijk Soho. De contrasten tussen oud en nieuw kunnen niet groter zijn. De volgende dag nemen we de trein naar Guangzhou.

We hebben een druk programma opgesteld. We gaan de markthallen in en kopen horloges, tasjes, nagellak en sieraden. We bezoeken een Chinese apotheek voor een middeltje tegen de hoest en we gaan weg met een onduidelijk drankje en een doos pillen en het dringende advies om geen kip of vis te eten tijdens het innemen ervan. We gaan lunchen met onze twee juffen Chinees in een restaurant dat we eerst niet kunnen vinden. Op straat zoeken we iemand die we mijn telefoon in handen kunnen duwen om de instructies van het restaurant op te volgen. Het lukt bij een vriendelijk meisje dat met ons meeloopt. Bij de ingang staan aquaria vol vissen, aal en schildpadden waar we gelukkig niet uit hoeven te kiezen want we gaan dim sum eten, Chinese deeghapjes. We gaan de trap op en worden door het personeel in koor welkom geheten. Even schrikken ze van deze groep buitenlanders, maar als blijkt dat we gereserveerd hebben, gaat iemand ons voor. Het restaurant is groot. Alle ronde tafels zijn bezet met Chinese families. Wij hebben met ons gezelschap een eigen eetkamer, gebruikelijk in China maar ook jammer omdat we zo niet kunnen zien wat er in het restaurant allemaal gebeurt. Juf Ann heeft het personeel voorbereid op ons bezoek en, volstrekt overbodig, gezegd dat ze extra hun best moeten doen. In het weekend leren Marit en Yvette mah jong spelen onder in de kelders van een restaurant annex massagecentrum. Ze moeten de instructies hardop herhalen: tiao, bing, wan, de namen van de stenen. Na afloop van het spel worden de stenen in een gat in de tafel geduwd en volgens een ingenieus systeem geschud en in nette stapeltjes door een gleuf weer omhoog gebracht. Als snack krijgen we kippenklauwtjes geserveerd. Eén dag gaan we naar het platteland, naar het natuurgebied Dhingu Shan vlakbij het stadje (4 miljoen inwoners) Zhaoqing. Chauffeur Lam rijdt ons erheen en loopt de hele dag met ons mee. Hij moet lachen omdat we overal foto’s van nemen. Zelf neemt hij zo mogelijk nog meer foto’s, vooral van ons. Vast om thuis te laten zien. Die gekke buitenlanders. Er zijn geen toeristen. Als we boven op de berg aankomen, krijgen we medelijden met de verkopers die niets te doen hebben en laten ons in keizerlijke pakken hijsen. De kleren gaan niet dicht en zijn te kort, onze wandelschoenen steken er onelegant onderuit. Voor de lunch gaan we naar het Boeddhistische restaurant onder de tempel. Boeddhisten zijn vegetariërs. Helaas betekent dat in China dat het eten wel zo veel mogelijk op vlees moet lijken. De gerechten zijn glibberig en smakeloos. Chauffeur Lam schuift alles onverstoord naar binnen. Ik vraag of hij het lekker vindt. ‘Bu xihuan’, zegt hij. Niet lekker. Duidelijker kan het niet.

Het is een feest om China opnieuw te zien door de ogen van onze (schoon)zusjes. Wij kijken er al niet meer van op als er mannetjes rechts of links van ons lopen te rochelen en te spugen. Wij dringen net zo hard voor als de Chinezen omdat je anders nooit aan de beurt komt. We steken over als het licht rood is omdat automobilisten zich toch niets van de verkeersregels aantrekken, dus wij ook niet. Maar wat ze vooral opvalt, is hoe leuk de Chinezen zijn. Hoe alleraardigst en vriendelijk en voorkomend. Hoe schoon het is op straat. Hoe hard en lang er gewerkt wordt. Hoe modern Guangzhou is met zijn wolkenkrabbers, luxe warenhuizen en auto’s, wijde boulevards, metrotrein en futuristische centrumplein. Kortom, hoe anders China is dan ze hadden gedacht en hoe bijzonder het is om dat een keer mee te maken.

Kerst in Guangzhou

Een tijdje voordat ik naar Nederland vertrek om Kerstmis in Nederland te vieren, zegt chauffeur Lam tegen mij: “Next week is Merry Christmas”. “Yes” antwoord ik, nog te zeer het Chinees onmachtig om te vertellen dat het feest niet ‘merry christmas’ heet en dat het nog een paar weken duurt voordat het zover is. De Chinezen begrijpen inmiddels dat voor westerlingen kerst een heel belangrijk feest is. Ze komen ons tegemoet door in de hele stad knipperende lampjes en kerstballen op te hangen, metershoge nepkerstbomen in de lobbies van hotels te plaatsen en restaurants te versieren met opblaasbare Kerstmannen. Markten staan vol met kerststukjes gemaakt van versierde bamboescheuten. Personeel in winkels en restaurants lacht ons vriendelijk toe van onder vrolijke rode kerstmutsen. Ze doen hun uiterste best er iets leuks van te maken. Maar er is niets van de verwachtingsvolle voorbereiding op kerst die ik in Nederland ervaar: geen kerstkaarten, geen kerstmarkten, geen kerststalletjes, geen kerstmuziek uit luidsprekers, geen koren die kerstliedjes zingen in ons winkelcentrum en geen hectische kerstboodschappen bij Albert Heijn. Kortom, de sfeer ontbreekt, maar hoe kan het ook anders bij een feest dat geen enkele betekenis voor hen heeft en waar ze geen herinneringen aan hebben.

Ik ga naar Nederland om familie en vrienden te zien en Taco blijft in China, de brouwerij vraagt nog teveel aandacht om weg te kunnen. De dagen voor kerst is Taco alleen maar aan het werk. Gelukkig zijn er veel hulptroepen uit Nederland in Guangzhou om te helpen bij het opstarten. Vaak gaan ze na een lange dag ’s avonds nog ergens eten. Tijdens een van deze avonden gaat Taco samen met een van de meisjes van de bediening op de foto voor zijn eenzame kerst kaart.

Op 1e Kerstdag wordt Taco uitgenodigd om bij onze vrienden Lida en Pieter te komen kerstdineren. Samen met Sue en haar man Dave die in het appartementencomplex naast het onze wonen, hebben ze een fantastisch maal in elkaar gezet, dat enig heen en weer geloop vraagt tussen de appartementen vanwege het gebrek aan keukenruimte. Taco’s bijdrage aan het kerstfeest is een doos bier (nog steeds niet zelfgebrouwen) en al onze eetkamerstoelen. De afsluiting met een dobbelspel om kleine cadeautjes die iedereen heeft meegebracht, zorgt voor veel plezier: de Chinezen gaan er met de grootste doos vandoor waar natuurlijk het kleinste cadeautje in zit!

Als ik weer terugkom in Guangzhou staan er een paar kerstkaarten op het dressoir die hun weg naar China hebben weten te vinden. De meeste bijzondere is van onze chauffeur Lam. Bij gebrek aan een echte kerstkaart, heeft hij een andere kaart gebruikt en daar zelf kerstbomen en sterren op getekend, samen met zijn kerstwens voor ons: Happy Chirstmans. Het is een kaart die ik zal koesteren.

Guangzhou Women's International Club

Terwijl Taco volledig in beslag wordt genomen door bier en alles wat daar mee te maken heeft, breng ik de dagen heel anders door. Al heel snel nadat we in juli in Guangzhou aankwamen, word ik lid van de GWIC, de Guangzhou Women’s International Club, bedoeld om sociale en culturele activiteiten op te zetten voor en door buitenlandse vrouwen.

Mijn eerste koffieochtend voor nieuwkomers is in het China Hotel. Veel te vroeg kom ik binnen, geen idee waar ik moet zijn. Het personeel ziet het al aan me: ‘GWIC ladies’ coffee that way’. Ik ben zo vroeg dat er nog niemand aan de ontvangsttafel zit. De koffie wordt gehouden in een bar met rode zitjes en ik zie een uitgebreid buffet klaarstaan met broodjes, fruit, noodles, rijst, cakejes, muesli en omelet op bestelling. Ik pak een kopje thee en ga in een van de zitjes zitten met zicht op de deur. Langzaam komen er meer dames binnendruppelen. De eerste die bij me komt zitten is Virginia, uit Argentinië blijkt al snel, bijna een jaar in Guangzhou maar al veel langer in China, man is diplomaat. Maggie uit Australië komt erbij, man zit in het onderwijs. Jette uit Denemarken, man zit in de tassen. Marie-Claire uit Zwitserland, man is consul en Svetlana uit Servië, zit zelf in de handel. Binnen een paar minuten heb ik een rood hoofd en tuitende oren van het praten. Onze voertaal is Engels en we willen alles van elkaar weten. Geen voorzichtige beleefdheden, geen koetjes en kalfjes, maar recht op ons doel af. Hoe lang ben je hier al? Waar woon je? Spreek je Chinees? Weet je de weg al? Hoe vind je het in China? Wat doe je de hele dag? Wat doet je man in Guangzhou? Want ja, het is nu eenmaal zo, de meeste van ons zijn met onze mannen meegekomen. Er is meteen grote hilariteit als Marie-Claire haar visitekaartje tevoorschijn haalt waarop staat: ‘Marie-Claire, spouse of…’. We besluiten dat het toch beter voor onze eigenwaarde is als we onze eigen visitekaartjes laten maken, ook al oefenen veel van ons hun beroep (tijdelijk) niet uit. Als we ervaringen met elkaar uitgewisseld hebben, komen de agenda’s tevoorschijn en maken we onze eerste afspraken. Met Jette ga ik een dagje op stap, Guangzhou verkennen. Als Virginia er achter komt dat ik Spaans spreek, sleept ze me mee naar de Spaanse hoek en stelt me voor. Twee minuten later sta ik, ondanks protesten dat ik geen echte ‘latina’ ben, op de ‘Spaanse’ activiteitenlijst. Svetlana is goed in afdingen en belooft ons een keer mee te nemen naar de parelmarkt.

Intussen is de bar volgelopen met vrouwen. Er zijn mensen die al acht jaar in Guangzhou wonen, maar ook nieuwkomers zoals ik die er nog maar een paar weken zijn. Als ik me ga inschrijven bij de tafel waar nu een lange rij staat, krijg ik een hele lijst met nog meer activiteiten aangereikt. Er zijn koffieochtenden en theemiddagen, er is een kookclub, een schilderclub, je kunt samen sporten, er is vrijwilligerswerk, er zijn feestjes en dagjes uit en er is een website waar je alles op kunt vinden en contact kunt leggen. Ik besluit me voor zoveel mogelijk in te schrijven en op alle aanbiedingen om samen ergens heen te gaan ‘ja’ te zeggen. Dan merk ik vanzelf waar ik het meeste plezier aan beleef.

Het is nu 5 maanden later. GWIC zorgt ervoor dat ik me in China thuis voel. De gesprekken met vrouwen uit alle delen van de wereld zijn een feest van herkenning, elk van ons is op zoek naar hetzelfde: Hoe bouw ik een zinvol leven op in een totaal nieuwe omgeving? En die eerste koffieochtend heb ik het antwoord gevonden: Samen met mijn ‘xin pengyou’, mijn nieuwe vriendinnen.

Een-kind-beleid

Sinds Chinese echtparen van de overheid maar één kind mogen krijgen is het gemiddelde geboortecijfer gezakt van zes baby’s in 1979 naar minder dan twee in 2010. Een enorm succes, maar dat neemt niet weg dat China in 2015 naar schatting meer dan 1,4 miljard inwoners zal hebben. Het één-kind-beleid is vooral van toepassing geweest op de Chinese Han meerderheid in de stedelijke gebieden. Voor minderheden en sommige delen van het platteland waren de regels soepeler, mede als gevolg van heftige protesten in 1984 waardoor ze recht kregen op een tweede kind als het eerste een meisje was. Het beleid wordt strikt gehandhaafd, wie zich er niet aan houdt, moet veel geld betalen. Het is een doorn in het oog van de autoriteiten dat welvarende stellen de regels gewoon ontduiken, ze nemen de duizenden yuan aan boetes voor lief.

De gedwongen gezinsplanning heeft ervoor gezorgd dat er voor het eerst een hele generatie opgroeit zonder broers of zussen. En niet alleen dat, deze enige en o zo gewenste kinderen worden overspoeld met aandacht. Er wordt wat afgeknuffeld en rondgesjouwd met ze. Geen seconde mogen ze zichzelf vermaken. Hoe vaak zien we niet een moeder en oma in opperste adoratie achter een kind aanrennen, waarbij het kind zigzaggend zijn eigen willetje volgt. Wat dit voor gevolgen zal hebben voor de kinderziel is nog niet duidelijk, maar men vreest dat er een hele generatie verwende keizertjes in de maak is.

In het Westen is het teruglopende geboortecijfer gepaard gegaan met meer welvaart en daarmee een hogere levensverwachting. China heeft inmiddels ook een hogere levensverwachting maar nog niet dezelfde welvaart. Een groeiende groep ouderen moet dus ook hier onderhouden worden door een kleine groep jongeren, alleen verdienen deze jongeren een beduidend lager salaris dan in het Westen. Daarmee is de situatie ontstaan dat jonge mensen met beperkte middelen de financiële verantwoordelijkheid moeten dragen voor hun ouders en vier grootouders, en dat is een zware last.

Nog een effect van het één-kind-beleid is het grote aantal jongetjes dat geboren wordt ten opzichte van meisjes. De wens voor een jongetje om de familienaam voort te zetten en voor de ouders te zorgen is cultureel bepaald en nog steeds sterk. Het is illegaal om het geslacht van het kind voor de geboorte te bepalen en om een foetus te aborteren als blijkt dat het een meisje is, maar in de praktijk gebeurt het wel. In China worden er nu 120 jongens op 100 meisjes geboren. Wereldwijd is de verhouding 104 op 100.

De Chinese overheid begint in te zien dat het beleid zijn doel heeft bereikt. Mensen zijn hoger opgeleid, er zijn voorbehoedsmiddelen en er wordt op latere leeftijd getrouwd. Het is waarschijnlijk dat er niet veel verandert als de regels worden afgeschaft. Ook voor Chinezen bestaat het ideale gezinnetje uit vader, moeder en twee kinderen, een jongen en een meisje. Maar ze zijn er huiverig voor om in één keer alle maatregelen los te laten en daardoor gebeurt het nu nog stapje voor stapje. Zoals in Guangdong, de provincie waar Guangzhou onder valt, waar echtparen die zelf enig kind zijn, sinds kort samen twee kinderen ´mogen´ krijgen.