Lia en Taco bij de Vietnamezen

Ons jaar 2014

Jaarbrief 2014

In 2014 kregen we regelmatig bezoek. Neef Jan Pieter, (schoon)broer Arjan, (schoon)zus Mieke, Belgische vrienden Tania & Alex, Peruaanse vriendin Denise en oud-Bolswarders van de suvelskoalle, Mijili & Jos. Met iedereen proberen we iets nieuws te doen zodat er voor ons ook steeds wat te ontdekken blijft. Jan Pieter liep de uitgebreide stadswandeling olv onze amusante gids Graeme die hier al 25 jaar woont, sportieve Denise zetten we natuurlijk op de fiets voor een downhill parcours vanaf de brouwerij, met Tania & Alex verkenden we het ongerepte eiland Madura waar Tania haar eerste kokosnoot dronk, met Arjan huurden we via airbnb een huis in het noorden van Bali, vlakbij de oude hoofdstad Singaraja, met Mieke werd het Sanur op Bali en een lunch met de dames van de Expat Womens’ Association of Surabaya, waar ze meekwebbelde alsof ze hier al jaren woont, en Jos en Mijili streken bij ons neer op doorreis naar Australië, een weerzien na vele jaren en pal op de dag dat Sinterklaas de Nederlandse Klup Surabaya met een bezoek vereerde. Ze vielen met hun neus in de zelfgemaakte pepernoten. Terwijl wij hier alweer meer dan 3 jaar zijn en aan het klimaat, het eten en de gewoontes gewend beginnen te raken, zorgen onze bezoekers dat we telkens met nieuwe ogen om ons heen kijken. Want ja, het is heel bijzonder om hier een tijdje te mogen wonen.

Mt. Kelud

In februari was er een uitbarsting van de vulkaan Kelud, op 70 km afstand van Surabaya. Ik keek uit mijn raam en dacht dat het sneeuwde, maar het was as dat alles bedekte.

De Bintang brouwerij

In mei opende Bir Bintang een nieuwe frisdrankenfabriek op hun terrein in Sampang Agung. Daarbovenop wonnen ze in november het TPM Bronze Award, twee grote prestaties van Taco en zijn team.

Taco’s Mud Bikers

Taco heeft de voordelen van whatsapp ontdekt en een fietsgroep samengesteld onder de naam de ‘Mud Bikers’. Op zondagochtend 8 uur verzamelen ze zich bij het National Hospital naast ons huis en fietsen ze Surabaya uit om tussen de rijstvelden en langs kleine dorpjes zich flink uit te leven en modderig en badend in het zweet maar voldaan weer terug te keren.

Cleft Care Foundation Indonesia

Lia zet zich in voor een organisatie die de voor- en nazorg op zich neemt van kinderen die met een gespleten gehemelte of hazenlip geboren zijn. Operaties worden door bevriende chirurgen gratis gedaan maar families zijn arm en slecht geïnformeerd, zodat er voorlichting nodig is, extra voeding en hulpmiddelen om de kinderen in optimale conditie te brengen voordat ze geopereerd kunnen worden.

Gezondheid

Met Lia gaat het gelukkig nog steeds goed. Iedere twee maanden reist ze af naar Singapore voor controle en een nabehandeling die nog tot April 2015 zal duren. Verpleegkundige Kelsy is er al vanaf het begin bij. Ze kent iedereen die met Lia mee is geweest tijdens de chemo’s en vraagt altijd vol belangstelling hoe het met ze is. ‘Ik zal je missen als je niet meer zo vaak hoeft te komen’, zegt ze. Nou, dat geldt ook voor ons lieve Kelsy!

Verhuizen

Het huurcontract van ons oude huis liep af en er dreigden grote constructiewerkzaamheden naast ons te beginnen. Op zoek naar iets nieuws dus en dat vonden we in de wijk Graha Famili waar meer buitenlandse gezinnen wonen. Als kennismaking organiseerden we samen een running dinner. De kinderen waren net zo nieuwsgiering naar ieders huis als wij. Het werd een ontzettend gezellige avond met Australische wijn, Hollandse bitterballen met Bintang bier, Thaise mangosalade, Indische rendang en Duitse taart.

Verlof in Nederland

Wat is het fijn om af en toe even bij te tanken in ons eigen Nederland. Natuurlijk leggen we veel bezoekjes af, maar we proberen ze af te wisselen met fiets- en wandeltochten, bezoeken aan musea en aan het theater. Dat zijn, behalve onze familie en vrienden natuurlijk, de dingen die we het meeste missen. Met een koffer vol kaas, peperkoek en nieuwe zomerkleren gaan we dan voldaan weer naar ‘huis’.

Vrienden uit alle windstreken

Zonder onze vrienden in Surabaya zouden we het niet redden. Ze zijn hier onze familie. Omdat de mannen veel en lang werken, organiseren de dames regelmatig uitstapjes, verjaardagsfeestjes en etentjes. Zo leren de partners elkaar ook kennen en het is een welkome afleiding van hun dagelijkse werk. Het leukste vinden wij de mix van nationaliteiten en al die verschillende soorten mensen! Op de foto staan we met Australiërs, Denen, Duitsers en Indonesiërs.

Thanksgiving in de VS

Voor het eerst vierden we Thanksgiving met Wouter & Candice in Arlington. Na een stevige wandeling, de Turkey Trot, voor een goed doel, verdwenen Wouter & Candice naar de keuken om de traditionele kalkoen en pumpkin pie te bereiden. Daags daarna wordt altijd de kerstboom opgezet. Lia vond het fijn om weer eens wat kou te voelen, maar Taco beweert dat hij er helemaaaal niet meer tegen kan!

Een vol jaar

Dit was een korte impressie van ons leven hier. We genieten en leren nog iedere dag bij, geen dag is hetzelfde en een expatleven zit vol verrassingen, leuke en minder leuke. Wat 2015 ons gaat brengen weten we niet. Een nieuwe uitzending of nog een jaartje erbij in Surabaya? In ieder geval gaan Gemma & Arne trouwen en dat is iets om ons enorm op te verheugen!

Ons eerste huis in Surabaya

Voor ons eerste huis in Surabaya kozen we uit een enorme hoeveelheid pompeuze en megalomane opties een klein wit bungalowtje met slechts 2 slaapkamers en 2 badkamers. Het eigen zwembad en de groene omgeving gaven de doorslag. Net Centre Parcs, maar dan in de weelderige tropen: geen verkeer voor de deur en een olympisch zwembad en fitnesscentrum op loopafstand. Voordat we erin trokken, informeerden onze dienstmeisjes ons ongevraagd over de ervaringen van voorgangers. Hun werkkring speelt zich af in buitenlandse gezinnen, en we hoeven ons geen illusies te maken: er wordt flink geroddeld. Maar behalve een terugkerende rupsenplaag en het tragische overlijden van een eerdere Japanse bewoonster die tijdens een brand in een winkelcentrum in Surabaya omkwam, waren er volgens Suwarni en Lasmi geen boze krachten verbonden met het huis. Sterker nog, ze hadden er eerder gewerkt voor een andere Nederlandse familie, en wisten dus precies hoe alles werkte. Er ging wel een gerucht dat er op het terrein een winkelcentrum met woontoren gebouwd zou worden, maar geruchten zijn er in Indonesië altijd, dus we huurden het.

Het huren van een huis is enorm duur in Surabaya. En daar wordt nog een schep bovenop gedaan als ze in de gaten hebben dat het een buitenlander is die er interesse in heeft. Er wordt gezegd dat het meeste onroerend goed in handen is van maar een paar rijke families. Ze kopen panden op als belegging en zolang er niemand in woont, wordt het huis en de tuin totaal verwaarloosd. Daardoor staat er tussen de woonpaleizen af en toe een in elkaar gezakt exemplaar met schimmelplekken en een overwoekerde tuin. Pas als iemand het wil huren, komen ze in actie en wordt de boel opgeknapt. Hiervoor betaal je dan wel 2 tot 3 jaar huur vooraf en van dat geld wordt het huis weer bewoonbaar gemaakt.

Wij hadden geluk, ons huis had niet zo lang leeggestaan, dus de lijst was gauw gemaakt: schimmel verwijderen en alles schilderen, een nieuwe tuin aanleggen, alle air conditioners vervangen, muggenhorren repareren, het zwembad ont-algen, door het vocht uitgezette deuren passend maken, alle verkalkte kranen en douchekoppen vervangen, de watertank ontsmetten en de lekke carport weer waterdicht maken. Op verzoek van Lasmi moest er ook een bananenboom in de tuin komen want de bladeren had ze nodig om gerechten in te stomen en het eten in te serveren. Na een maand konden we erin en we hadden ons niet vergist, het was er heerlijk wonen.

Vaak liet Taco zich op de terugweg van de brouwerij door de chauffeur bij het zwembad afzetten, snakkend naar beweging na een rit naar huis van meer dan een uur, waarna hij opgefrist naar huis liep voor het avondeten. Ook woonden er veel bekenden in hetzelfde buurtje waardoor we elkaar makkelijk opzochten voor feestjes en hulp. Dat we echt een mooi plekje om te wonen hadden uitgezocht, bleek ook toen ik op een dag ’s morgens naar buiten liep: op de straat voor onze carport zat een aanstaand bruidspaar op de grond en liet daar foto’s van zich maken. En nooit hebben we een rupsenplaag gehad, wel een keer het huis vol met vliegende mieren, maar dat kwam door de overgang van het droge naar het natte seizoen.

Na 3 jaar was ons huurcontract aan verlenging toe. Intussen was er al een begin gemaakt met het afsluiten van een deel van de wijk voor de geplande bouwwerkzaamheden. Het grote zwembad werd niet meer onderhouden en het personeel werd ontslagen. We besloten een nieuw huis te zoeken. Daar wonen we nu sinds Juni in. Ons oude buurtje is er nog steeds, sinds kort verzamelt zich regelmatig een groep mannen bij de ingang. Ze zitten op de grond, eten rijst uit plastic bakjes, praten met elkaar en gaan dan weer. Het zijn de bewoners van een nabijgelegen kampung. Ze zeggen dat ze de eigenaren zijn van de grond en dat er niet gebouwd mag worden voordat ze schadeloos gesteld zijn. Het duurt ongetwijfeld nog jaren voordat de projectontwikkelaar hier een uitweg voor heeft gevonden. Intussen is het mooie zwembad gesloten, staat een deel van de huizen en appartementen leeg en hebben de rupsen en schimmels de tijd van hun leven.

Spoorloos in Surabaya

Via de satelliet ontvangen we BVN tv, ‘het Beste van Vlaanderen en Nederland’, met een selectie uit de Nederlandstalige programma’s van de publieke omroepen. Dat betekent dat als de omstandigheden in de ether het toelaten en we geen scherm vol blokjes zien, we programma’s kunnen kijken die eerder in Nederland en België zijn uitgezonden. Boer zoekt vrouw, Omroep Max, DWDD, Pauw, Nieuwsuur, we hoeven weinig te missen, al is het dan met een dag of wat vertraging en op vreemde tijdstippen. Dat betekent soms dat we op prime time Sesamstraat voorgeschoteld krijgen, of Martje Plant Pompoenpitjes, maar daar is overheen te komen.

Op een avond klingelden tientallen whatsapp’jes, sms’jes en mailtjes op onze mobieltjes. ‘Spoorloos gaat over Surabaya!!’ lazen we. En ja hoor, twee dagen later was de uitzending op BVN. Een van twee geadopteerde Indonesische halfbroers zocht zijn familie uit Surabaya. Het was vreemd om op de Nederlandse tv beelden te zien van een verre, exotische stad waar wij middenin wonen. ‘ Hé, daar heb je de haven waar we vorige week de veerboot namen naar het eiland Madura.’ ‘Kijk, daar is Tugu Pahlawan, het monument voor de helden van Surabaya die tegen de Hollanders hebben gevochten.’ De rosse buurten waar Spoorloos op zoek gaat, zijn een begrip in Surabaya, zo ook de buurt Gang Dolly die genoemd is naar de Nederlandse 'Tante Dolly van der Mart' die hier al voor de Tweede Wereldoorlog een huis van plezier had. Het staat bekend als de grootste rosse buurt van Zuidoost Azië en is ibu (mevrouw) Risma, de burgemeester van Surabaya, een doorn in het oog.

De bewoners van Surabaya bewonderen ibu Risma. Haar plan om het chaotische en vervuilde Surabaya een facelift te geven, heeft haar bij veel inwoners geliefd gemaakt. Als eerste legde ze tientallen kleine parkjes aan in een stad die ernstig behoefte heeft aan groene longen. Maar ze doet ook dingen die minder goed te begrijpen zijn. In juni verbood ze de verkoop van dranken met meer dan 5% alcohol in alle supermarkten omdat er teveel doden vielen als gevolg van illegaal gestookte oplosan. Logisch? Nee, niet als je bedenkt dat illegale alcohol juist op straat wordt verkocht omdat een biertje uit de supermarkt voor de gewone Javaan niet te betalen is. In dezelfde maand besloot burgemeester Risma ook Gang Dolly te sluiten. De dames kregen 4 miljoen roepia (ongeveer €240) mee om elders aan de slag te gaan (natuurlijk niet in hun oude beroep). Het werd ze aangeraden om gezouten eieren te verkopen, Javaanse lekkernijen te bakken of een ambacht (!) te leren. In de pers lezen we dat daar weinig van terecht is gekomen en dat de prostituees zich nu over de hele stad hebben verspreid. Sommigen hebben hun werkterrein zelfs verlegd naar de begraafplaatsen.

Helaas staan de laatste twee maatregelen, die vooral uit religieuze overwegingen zijn genomen, nou niet echt bovenaan het lijstje van de bewoners van Surabaya. Wel snakken ze bijvoorbeeld naar meer en betere wegen. Sinds wij hier wonen, worden er aan een stuk door nieuwe appartementencomplexen en winkelcentra bijgebouwd. Helaas geldt dat niet voor de toevoerwegen. Het is in Surabaya nog lang niet zo druk als in Jakarta, maar als er niets gebeurt aan het wegennet gaat het onherroepelijk dezelfde kant uit. Ook een fatsoenlijke vuilverwerking zou een zegen zijn. Het is nu nog zo gewoon om vuilnis in brand te steken dat ik weet dat ik weer thuis ben als ik bij aankomst op het vliegveld de bekende schroeilucht ruik.

(Spoorloos uitzending van 29 september 2014).

Hergebruik

Als ik de Nederlandse reclamefolders weggooi die soms meekomen met de verzamelenvelop uit Nederland, liggen ze de volgende dag op de eettafel van onze meisjes Suwarni en Lasmi. Want in Indonesië wordt niets weggegooid. Lasmi is een hele goeie kok. Generaties Nederlandse families waar ze voor gewerkt heeft, hebben haar geleerd bitterballen te maken, Hollandse appeltaart, focaccia, pizzadeeg, quiche lorraine, couscoussalade, hummus. Alles wat ik haar vraag, heeft ze al eens ooit gemaakt. Het is jammer voor haar kookkunsten dat Taco en ik maar met z’n tweeën zijn. In het begin aten we alles op wat ze maakte. Dat was misschien wel goed voor Taco, maar helemaal niet goed voor mij. Nu ik de hoeveelheid die ik dagelijks in mijn mond stop drastisch heb verminderd, is de hoeveelheid restjes navenant toegenomen. Tel daarbij op wat ik van mijn dameslunches mee naar huis krijg omdat daar ook altijd teveel eten is, en je begrijpt dat mijn koelkast uitpuilt. Alles wat Suwarni, Lasmi en chauffeur Indra na mijn smeekbedes niet hebben opgegeten, gaat naar de bladvegerjongen, de zwembadmeneer, de klusjesman of een andere passerende geluksvogel, want er verdwijnt geen eetbare hap in de vuilnisbak.

Veel schoenen en kleren uit Nederland draag ik niet meer. In dit klimaat waar het altijd 30 graden is, zijn dichte schoenen te warm, evenals truien en T-shirts met lange mouwen. Als ik ze in de kast laat liggen zonder te dragen, gaan ze of schimmelen of de gaten vallen erin. Regelmatig gaat er daarom een pak kleren naar het personeel. Ik moest er eerst aan wennen als Suwarni ’s ochtends aan kwam lopen met iets wat er in de zak had gezeten. Nu vind ik het grappig als ze vol trots in een jurk van mij rondloopt. Dat ik soms winterkleren weggeef, vindt ze helemaal niet erg. Op haar brommertje beschermt ze zich tegen de ijskoude wind die Indonesiërs denken te voelen met een sjaal, een jas en zelfs handschoenen. Laatst had Taco een hele zak poloshirts weg te geven. Ik dacht dat Indra de chauffeur het misschien vervelend zou vinden om in de kleren van de baas te lopen dus ik zei, ‘Alsjeblieft, voor je zoon.’ ‘Not for my son, for me’, was het antwoord. Met als gevolg dat ik nu in de auto elke dag tegen de achterkant van de Chinese Hilfiger poloshirts van Taco zit aan te kijken.

Deze zuinigheid, of beter gezegd, het gebrek aan geld, zie je ook terug in het gereedschap dat Indonesiërs gebruiken. Als ik een schilderijtje wil (laten) ophangen, komen ze van de onderhoudsdienst met een spijker en een metalen staaf. Er wordt net zolang in de betonnen muur gemept tot de spijker enigszins vast zit en het hele pleisterwerk er omheen aan gort is. Je kan het ze niet eens kwalijk nemen dat opdrachten zo beroerd uitgevoerd worden, er is geen baas die het nut inziet van goed gereedschap. Zonde van het geld.

Na de zoveelste lelijke ophangactie zei Taco op een dag, ‘En nu ben ik dat gepruts zat. Ik neem mijn eigen boor mee uit Nederland en voortaan doe ik het zelf.’ Gewapend met zijn Nederlandse Gamma-boortjes, -pluggen en -spijkers ging hij twee nieuwe Ikea lampen boven onze eettafel ophangen. Dat ging helemaal goed, totdat hij een kabeltje moest trekken achter het plafond langs, tussen de twee lampen in. ‘Nu heb ik natuurlijk geen trekveer meegenomen uit Nederland’, foeterde Taco die zijn goed voorbereide klusactie toch nog zag mislukken. Een kwartier vruchteloos peuteren later zag hij twee onderhoudsmeneren langslopen. Hij riep ze en legde zijn probleem uit en na enige studie liepen ze onze tuin weer in.

‘Zouden ze het niet begrepen hebben?’ zei Taco. ‘ Ze lopen weg.’

Maar nee, ze liepen niet weg, ze liepen richting Frangipani boom, zaagden een buigzaam takje af, klommen op onze eettafel, bonden het kabeltje aan de tak vast en verbonden binnen 5 minuten de twee lampen met elkaar. Verbeeldde ik het me, of zag ik daar een zelfgenoegzaam lachje toen ze de poort uitliepen?

Our Trekking Adventure on Sempu Island

Mijn schrijfsels beperken zich niet tot onze reisblog, regelmatig schrijf ik ook voor de nieuwsletter van de Expatriate Women’s Association of Surabaya (EWAS). Een van onze recente avonturen op een eilandje aan de zuidkant van Java wilde ik jullie niet onthouden:

Our Trekking Adventure on Sempu Island

Only 800 meters away from the southern coast of East Java and a 2½-hour drive south from Malang, Sempu Island had caught our attention because of its legendary lagoon, which apparently could only be reached after a trek through the jungle. We had read the reviews on Trip Advisor and other sites and weren’t sure what to expect. Some called it an easy half-hour walk, others called it suicidal, so, being the trained walkers that we are, we imagined the truth would lie somewhere in the middle: maybe a bit difficult but doable. One warning was quite clear though: the walk was better not undertaken during the rainy season. But after only one week of rains in Surabaya, we thought it would still be quite dry enough.

With five cars, 9 adults and 4 children we left hotel Tugu at 6am and drove the winding roads down to the Sendang Biru beach. It took a while to figure out how we would get on the island, but after asking around we were told we needed a permit, a boat to take us across, a guide and some rubber climbing shoes that could be rented on the spot. Most of us were wearing outdoor sandals or hiking shoes and were in no mood to wear some ill-fitting rental shoes and rental socks at least 3 sizes too small, so we ignored that last piece of advice. In a tiny office where other adventurous hikers were waiting their turn we received more instructions in Bahasa: take enough food and water, because there is nothing on the island, follow the guide and be careful.

We walked towards the colorful boats and waded through the water to climb on board. The trip across to a small inlet on the otherwise densely overgrown island took only 5 minutes. Again we waded through the water to get to the tiny beach. Our plan of maybe staying there with those less physically able, to spend a languid day on the beach, seemed a lot less attractive when we saw how small it was. There was barely enough room for mooring the boats. So we decided to give it a go and set off into the jungle.

What we had actually imagined we don’t know, but by all means not what was coming next. There was no path at all. We had to crawl and climb and slither while holding onto trees and roots, trying to avoid the pools of mud in which our shoes would disappear. Before long we were cursing our useless outdoor sandals and shoes and wishing we had rented the plastic ones. Occasionally we would be overtaken by groups of young Indonesians with giant backpacks, often walking barefoot in the sticky mud. The jungle around us was dotted with discarded shoes, plastic water bottles and packs of cigarettes. After an hour we were all drenched in sweat and looking as if we had had a (voluntary) mud bath. An hour later we had reached the lagoon, but it took another half hour to clamber halfway around, hanging onto tree roots and branches and trying not to fall down the rocky cliff into the water, before we could descend to the beach.

The lovely lagoon we had been promised was hidden behind rows of tents and groups of Indonesians playing football, lounging on the sand smoking cigarettes and splashing away fully clothed in the water. Our clothes were so muddied we followed their example and went straight for the water as well. Just as we settled down to eat the picnic we had brought with us it started to rain. Quickly we moved under the rocks for some protection and chomped on our wet sandwiches. The blue lagoon had turned completely gray.

We didn’t stay long, the return journey was still ahead of us and if it had taken us 2½ hours to get there, who knew how long the way back would take. Surprisingly we went faster. No one cared about dirty shoes or clothes anymore. We doggedly kept going, dodging rocks and tree stumps as before, but this time wading straight through the puddles to try to rinse off the mud. The more nimble-footed saw monkeys in the forest, but I must admit I only looked at my feet, calculating every next step I had to take. Our guide who had probably had more than enough of his share of crazy tourists wanting to do this trip, walked far ahead and never looked back at us. But we didn’t get lost because surprisingly, well into the late afternoon, we still kept running into groups of Indonesians heading for the lagoon. I saw they were now carrying flashlights in addition to their backpacks. It was hard to imagine how they would negotiate the dangerous last part around the lagoon in the dark with only a flashlight to light their way.

As we finally reached the inlet and collapsed into the boat my companion asked me what I intended to write about this trip in my article for the Newsletter. Would I recommend it to others? I gave it a moment’s thought and here is what I would say: for me this was once but never again, but by all means ask the people who saw the monkeys, the people who swam in the lagoon on a hot and sunny day, or the people who went during the dry season or on a weekday, they will probably tell you a whole different story.

Discovering East Java - Blitar

After promising ourselves we would try to explore a different part of East Java at least once every month, we chose Blitar as our first destination. On a Friday afternoon we set out from Surabaya and arrived at Hotel Sri Lestari 5 hours later. This hotel that belongs to the Tugu group is less impressive than the Tugu we know from Malang, but the staff is kind and attentive and after freshening up in our Tugu suite (no swimming pool, though), we had a delicious Indonesian dinner.

The next morning we wanted to explore the beaches on the south coast. We headed in the direction of Pantai Popoh but before that, we wanted to visit the Boyolangu temple and the meditation caves (Goa Selomangkleng). Signs are almost non-existent so we had to ask around. Just like the temples around Trowulan, Boyolangu is set in a small, well-kept park. Some kilometers later the caves were much harder to find until 3 lovely ladies stepped from their shared motorcycle and offered to show us the way. We climbed up the hill and came upon a giant rock with rectangular recesses decorated with carvings depicting stories from the Ramayana. Popoh beach gave us our first view of the Indian Ocean. We walked along the sea shore and sat on the edge of the town pendopo for a picknick . This made us the attraction of the day for the many curious Indonesian youth who approached us.

To get to our next beach, Pantai Prigi, we drove back up the mountain and descended again. The landscape is lush and green and the temperature agreeably cool, due to the fresh sea breeze. In Prigi we discovered a hotel called Pondok Prigi with cottages for rent. It looked promising, with a large lawn in front facing the sea. A good place, we thought, to spend a relaxing weekend with friends and do some fishing and barbecuing while the children play in the grass. Along the way we also saw the marble quarries that the Trenggalek region is famous for.

The next day we visited one more beach, Tambakrejo. While we were looking at the fully clothed families playing in the sea we were soaked by an unexpected wave. Fortunately there was a small mandi across the road where they laughingly allowed us to douse ourselves with clean water and change into dry clothes. As we still wanted to see the Panataran temple complex, we did not have time to visit the house and grave of Indonesia’s first president, president Soekarno. The Hindu temples at Penataran are certainly worth a visit. Its largest structure reminded me a little of the Borobudur with its different levels and story-telling carvings.

On our way back to Surabaya we stopped for a break at the Karangkates water reservoir. Thinking we would find a peaceful park area, it turned out to be a favorite spot for motor-cross aficionados who were racing around the reservoir, over a bridge and into the mountains and back, to the delight of the many young ladies watching them. After another stop at hotel Tugu in Malang for a refreshing swim and nice dinner, in order to avoid the Sunday evening rush-hour traffic into Surabaya, we arrived home impressed by the beauty of a part of Java where tourists seldom go and with a list of things we need to go back to see. Now if only the roads could be a little better…

Behandeling in Singapore

De uitslag is niet goed. Lymfklierkanker. Non-Hodgkin. Woorden die ik alleen vaag wel eens heb horen noemen, zijn mijn dagelijkse werkelijkheid geworden. Diagnoses en behandeling gaan snel in Singapore. Op 10 oktober vertrek ik vanuit Surabaya voor 3 dagen van scans en onderzoeken en op 18 oktober krijg ik mijn eerste chemokuur, mijn retourvlucht heb ik voorlopig maar afgelast. Nadat mijn Indiase internist Dr M. heeft vastgesteld wat er aan de hand is, wordt ik overgedragen aan de oncoloog, de Chinese Dr F. Hij legt uitvoerig uit wat er gaat gebeuren, elke 3 weken een chemokuur, in totaal 6 tot 8 keer. Steeds een week in Singapore blijven voor het geval dat er complicaties zijn en dan twee weken naar ‘huis’. Na de zesde kuur een PET scan, en als alles schoon is, stoppen we met de kuren. Daarna zien we weer verder. De diëtiste komt langs en vertelt hoe ik moet eten tijdens de kuren, een maatschappelijk werker komt langs om met me te praten, de schoonheidsspecialiste geeft me een lijst met winkels waar ze pruiken verkopen, de verpleegster legt uit hoe een poliklinische chemokuur gegeven wordt. Ik ben te beduusd om antwoord te geven. Kanker? Weten jullie dat wel zeker? Ik voel helemaal niets.

Taco is erbij als voor het eerst het infuus ingebracht wordt. Om me heen zitten medepatiënten in comfortabele stoelen te haken, te puzzelen of naar muziek te luisteren. Ze lachen me bemoedigend toe, de veteranen. Eerst krijg ik medicijnen tegen pijn, tegen misselijkheid, tegen allergische reacties. Het zijn er bijna net zoveel als de chemo zelf. Dan is het echt zover, spuit na spuit en zak na zak worden via het infuus toegediend. Het duurt in totaal 6 uur. Ik voel niet veel als we aan het eind van de dag naar het appartement gaan dat voor ons gehuurd is. Het gebouw zit vol zakenmensen, vers aangekomen expat-families op zoek naar een huis in Singapore, en medische toeristen zoals ik. Beneden is een klein winkelcentrum met een supermarkt waar we onze boodschappen kunnen doen. Het is fijn om zelf te kunnen koken en er niet op uit te hoeven gaan. Ik kan op de bank hangen en in bed liggen zoveel ik wil.

En zo beginnen 4 onwerkelijke maanden. Na de eerste kuur waarbij mijn hele lichaam pijn doet en ik het gevoel heb dat alle kankercellen tegelijk protesteren tegen de genadeklap die ze hebben gehad, vind ik een manier om ermee om te gaan. In de eerste week na de kuur heb ik nog redelijk veel energie en kan ik op stap, in de tweede week ben ik ellendig en slap, in de derde week krabbel ik langzaam weer op, tot ik klaar ben om weer naar Singapore te reizen.

In Surabaya krijg ik in mijn derde, ‘goeie’, week regelmatig bezoek. ‘Wacht maar’, zegt een Braziliaanse vriendin die genezen is van borstkanker. ‘Je zult zien dat er ook goede dingen gaan gebeuren nu je dit is overkomen.’ En ze heeft gelijk. Ik ben nooit alleen als ik weer naar Singapore moet voor de volgende kuur. Vriendinnen uit Surabaya gaan spontaan mee, houden mijn hand vast, doen boodschappen, koken lekker en hangen met mij op de bank als ik tot niet veel meer in staat ben. Vrienden die in Singapore wonen, brengen me naar het ziekenhuis, komen met fruitmanden en bloemen, en whatsappen of ze nog iets kunnen doen. Dr F. geeft me zijn persoonlijke telefoonnummer en zegt dat ik moet bellen als ik een vraag heb. Als ik hem na een slapeloze nacht een sms’je stuur, krijg ik binnen een minuut antwoord. De pijn in mijn keel is een gevolg van de chemo, ik hoef me niet ongerust te maken. Familieleden uit Nederland nemen de lange en dure vlucht en in plaats van een retourtje Bali te boeken, komen ze naar Surabaya en/of Singapore om bij ons te zijn. Het personeel in het appartementencomplex begint me te herkennen. Iedere keer als ik er na drie weken weer ben, zeggen ze dat ik er al ‘veel beter’ uit zie dan de vorige keer. Ik geloof er niets van dat ze dat kunnen zien, maar het helpt wel. Met een glimlach ga ik naar boven, vastberaden om door te gaan.

Over check-up vluchten en een eiland dat je alle zorgen doet vergeten

‘Als je een Chinees was zou ik denken dat je neus- en keelkanker hebt’, zegt mijn innemende Indiase dokter die zoekt naar de oorzaak van de bult die ineens in mijn hals is verschenen. ‘Maar ik ben geen Chinees’, zeg ik terwijl ik met een schuin oog naar een boek kijk dat op zijn bureau ligt. Ik probeer de titel en de auteur te lezen. An Indian Summer van ene Von Tunzelmann. Straks even opzoeken. ‘Nee’, zegt hij peinzend. ‘Ik stuur je naar de overkant, naar KNO, dan kunnen die even kijken.’ Zijn assistente neemt me mee, ik mag doorlopen. De KNO-arts steekt een slangetje door mijn neus en zegt,’ ik zie wel zwellingen, maar verder ziet het er goed uit.’ Hij loopt met me mee terug naar Dr M. en vertelt hem zijn bevindingen. Ze concluderen dat er meer testen nodig zijn.

Die ochtend ben ik met de vlucht van 6 uur vanuit Surabaya naar Singapore gekomen. De ‘check-up vlucht’ noemen de Surabaya expats het omdat je dezelfde dag om 10 uur ’s avonds weer terugvliegt. Een hele dag heb je dan en dat is ruim genoeg voor een consult en eventuele medische tests. Zo ook vandaag, 28 september 2012: internist, bloedprikken, MRI, internist, KNO, internist.

Dr. M. stuurt me naar huis met een antibioticakuur in de hoop dat die nog wat zal uithalen en vraagt me over een week terug te komen. Ik begrijp inmiddels best dat het serieus zou kunnen zijn, maar ik wil het niet geloven, ik voel immers helemaal niets. Ik probeer het uit mijn hoofd te zetten. Wie weet helpen de antibiotica toch en ik heb een week Bali voor de boeg. Ik ga naar het jaarlijkse Writers’ Festival in Ubud, samen met Australische vrienden. Voordat het festival begint gaan we een paar dagen logeren bij andere vrienden die een huis hebben in het binnenland van Bali. Frog Villa blijkt een paradijsje. We wandelen tussen de rijstvelden en maken een Balinese crematieplechtigheid mee van een van de dorpsbewoners. Het hele dorp Nyeleket loopt uit, het lijk wordt in een witte doek gewikkeld en de heuvel opgedragen waar de crematieplechtigheid gaat plaatsvinden. Tot onze verbazing zit er iemand bovenop, de oudste zoon horen we later. Een gamelan orkest loopt erachteraan. Voor ons onbegrijpelijke rituelen volgen elkaar in een langzaam tempo op. Vrouwen in traditionele sarong en kebaya offeren schalen met voedsel. Er is wierook, er klinken belletjes en de heerlijk geurende frangipani bloem wordt tussen sierlijke vingers plechtig naar de hemel gericht. En dan is het klaar. Een enorme gasbrander wordt naar het lijk gericht, een grote steekvlam verzwelgt alles. ‘Niet kijken’, roept Toni, ‘ik zie een voet’. We lopen samen met de dorpsbewoners terug naar ons huis. Opgewekt kletsen ze en vragen ze waar we vandaan komen. Leven en dood horen bij elkaar.

Het thema van het 9e schrijversfestival in Ubud is dit jaar ‘This Earth of Mankind’, deel 1 van het vierluik over de Nederlandse koloniale tijd van de Indonesische schrijver Pramoedya Ananta Toer. Vier dagen lang nemen we deel aan panelgesprekken van schrijvers uit de hele wereld. We gaan met ze in discussie. Ze vertellen ons over hun leven en waar ze hun inspiratie vandaan halen. Ze lezen voor uit eigen werk en maken ons nieuwsgierig. We kopen hun boeken. We hebben een literair ontbijt met Kader Abdollah die vertelt hoe hij in Nederland terecht is gekomen. We luisteren naar een poëziewedstrijd in een café met dichters die luid en met veel mimiek hun gedichten de zaal in slingeren. En alles met op de achtergrond het tropische landschap en de alomtegenwoordige tempels van Bali.

En dan is de week voorbij. De antibioticapillen zijn op en de bult is niet weg. Ik heb de gedachten aan wat me zou kunnen mankeren deze week met succes naar de achtergrond gedrongen. Maar nu ben ik weer terug in de realiteit. Ik boek een nieuwe check-up vlucht naar Singapore, alleen dit keer moet ik van Dr M. minstens 3 dagen blijven. An Indian Summer staat alvast op mijn e-reader.